Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE8803

Datum uitspraak2002-11-26
Datum gepubliceerd2008-09-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01050/01 B
Statusgepubliceerd


Indicatie

OM-cassatie. Beklag. Klager is overleden. Nu de wet geen voorziening kent voor de behandeling van een beklag ex art. 116.3 Sv of art. 552a e.v. Sv na overlijden van de klager, moet een dergelijk beklag geacht worden door dat overlijden te zijn vervallen.


Conclusie anoniem

Nr. 01050/01 B Mr Fokkens Parket, 10 september 2002 Conclusie inzake: [Klager] 1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 17 april 2001 waarbij het beklag strekkende tot teruggave van een aantal prepostalen, de in de bijlage genoemde categorie A nrs 1 t/m 1874 en categorie B nrs 1879 en 1880, 1884 t/m 1888, 1890 en 1891, 1949 t/m 1951, 1953 en 1978, aan klager gegrond is verklaard. 2. De Officier van Justitie heeft een middel van cassatie voorgesteld. 3. Ambtshalve wil ik echter het volgende opmerken. Blijkens een aan de Hoge Raad overgelegd, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage gewaarmerkt afschrift van een akte van overlijden opgemaakt op 10 oktober 2000 is [klager] op 4 oktober 2000 te 's-Gravenhage overleden. Nu de wet geen voorziening kent voor de behandeling van een beklag ingevolge art. 552a Sv, na overlijden van de klager, moet een dergelijk beklag geacht worden door dat overlijden te zijn vervallen (vgl. HR DD 91.268 en HR 2 maart 1999, nr. 3865 Besch.). 4. Het hiervoor overwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, en dat het middel geen bespreking behoeft. 5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en zal verstaan dat het beklag is vervallen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden plv.


Uitspraak

26 november 2002 Strafkamer nr. 01050/01 B HJH/SM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking op de beroepen in cassatie tegen twee beschikkingen van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, van 17 april 2001, beide met het kenmerk "RK00/1427 en RK00/1432", op een beklag als bedoeld in artikel 116, derde lid, Sv en art. 552a, Sv gedaan door: [Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden beschikkingen 1.1. Het dictum van de eerste beschikking (hierna: beschikking I) luidt: "De rechtbank verklaart de klaagschriften ex artikel 116, derde lid, en artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering gegrond voor wat betreft de in voormelde bijlage genoemde categorie A, te weten nummers 1 tot en met 1875 en voor wat betreft de volgende nummers van de in voormelde bijlage genoemde categorie B, te weten nummers 1879 en 1880, 1884 tot en met 1888, 1890 en 1891, 1949 tot en met 1951, 1953 en 1978. De rechtbank gelast de teruggave van de voornoemde stukken aan klager." 1.2. Het dictum van de tweede beschikking (hierna: beschikking II) luidt: "De rechtbank verklaart het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering gegrond voor wat betreft de volgende nummers van de in voormelde bijlage genoemde categorie B, te weten nummers 1876 tot en met 1878, 1881 tot en met 1883, 1889, 1892 tot en met 1948, 1952 en 1954 tot en met 1977 en gelast de teruggave van voornoemde stukken aan klager." 1.3. Blijkens de schriftuur is het beroep van de Officier van Justitie alleen gericht tegen beschikkig I. Die beschikking is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en zal verstaan dat het beklag is vervallen. 3. Procesgang Het ging in deze zaak om twee, door klager en diens raadsman afzonderlijk ingediende klaagschriften, die beide betrekking hebben op dezelfde - onder klager in beslaggenomen - voorwerpen en strekken tot teruggave daarvan aan klager. De Rechtbank heeft op dat beklag een drietal beschikkingen gegeven. Bij elk dier beschikkingen is het beklag voor wat betreft telkens in die beschikkingen met name aangeduide stukken, gegrond verklaard. De eerste beschikking dateert van 22 januari 2001. Daartegen is geen beroep ingesteld. De twee andere beschikkingen (beschikking I en II) dateren van 17 april 2001. 4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking Blijkens een aan de Hoge Raad overgelegd, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden gewaarmerkt afschrift van een akte van overlijden, is klager aldaar op 7 augustus 2001 overleden. Nu de wet geen voorziening kent voor de behandeling van een beklag ingevolge art. 116, derde lid, Sv of art. 552a e.v. Sv na overlijden van de klager, moet een dergelijk beklag geacht worden door dat overlijden te zijn vervallen. 5. Slotsom Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het middel geen bespreking behoeft en dat als volgt moet worden beslist. 6. Beslissing De Hoge Raad: Vernietigt de bestreden beschikking (beschikking I); Verstaat dat het beklag voor wat betreft de in het dictum van die beschikking genoemde stukken is vervallen. Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2002.